‘Zullen we ook maar hier gaan?’ roept iemand in de auto.
‘Nee, een stukje verder, hier zit bijna niemand.’
Ik rij een eindje door en dan roept ze enthousiast: ‘Daar, bij die tent moeten we gaan eten. Ik zeg je, hun saoto is wrééd lekker!’
We manoeuvreren langs een paar uitgelaten fietsers met wapperende rokjes, blond haar en rode hoofden die kennelijk net iets teveel sambal in de pittige kippensoep hebben gedaan! Maar joh, dat mag de pret niet drukken, want voor een paar luttele euro’s hebben ze hun buikjes vol gegeten... en bij ’t Vat staan de biertjes al koud.
Personenauto’s met gezinnen of met party-animals worden ingehaald door luidruchtige bromfietsers, meestal jongens van de buurt op Yampi’s die een fatu komen nemen. Taxichauffeurs rijden rond met buitenlanders die ze trots deze kant van Switi Sranan laten zien. Fully equipped terreinwagens en zacht ronkende Mercedessen rijden zoekend langs en laten zich maar wat graag bekijken op weg naar een span-span nasi of een portie tjekèr, plakkerige kippenpoten. Waarmee duidelijk wordt dat Blauwgrond geen drempels kent. Alles en iedereen komt er. Je komt er je baas en je tuinman tegen. Je ex-vriend en je buitenvrouw. (Of je vrouw, het is maar net wie met wie is gaan ‘wandelen’ die avond!)
Een agent derde klasse brengt zijn nieuwe vriendin voor het eerst uit. Met een royaal gebaar zegt hij: ‘Schatje, bestel maar wát je wilt,’ terwijl hij met gekruiste vingers in zijn broekzak kraak houdt dat ze een kleine eter is, want het is pas de 23e van de maand. . .
Aan de andere kant van de vitrine waarin al het lekkers is uitgestald, trommelt een bekende ‘poeierjongen’ met zijn goudberingde vingers op het vrolijk gebloemde tafelplastic. Zijn overdadig gepimpte Hummer neemt teveel parkeerruimte in. Ongegeneerd slurpen hij en zijn tafelgenote van een knalroze dawet. Op tafel staan twee kommetjes saotosoep, twee tahoe lontong, vier rund- en vier kipsaté’s, en vier bakabana’s met pindasaus. Met een ‘Hallo mae, poppie, Poniyem, kan je twee bami-met-kip voor me inpakken?’ rondt hij zijn bestelling af. De dame achter de toonbank laat het zich met een glimlach welgevallen en neemt het geld in ontvangst terwijl ze de portiebakjes keurig ingepakt aan hem overhandigt.
Blauwgrond mag met recht het Javaanse culinaire hart van Suriname genoemd worden. Naar Blauwgrond kom je niet om aan een glaasje water te nippen. In feite ben je op bezoek bij de bewoners (de warungs zijn voor hun huis gebouwd) en zoals het traditie is bij Javanen, moet je flink dooreten. Goed, je moet er een kleinigheid voor betalen, maar de prijs is in verhouding met de kwaliteit van het eten aan de lage kant.
Tip voor een verbrande mond: dawet! Mét of zonder maizenasliertjes.
Op naar Blauwgrond dus, die gezellige wijk die zelfs in Nederlandse kranten zoals de Volkskrant en Trouw op de kaart is gezet als één van de culinaire wijken van Suriname. Je komt er oude vrienden tegen, want je gaat ook naar Blauwgrond om gezien te worden. Langzaam langs de eettentjes rijdend op zoek naar een geschikte plek, zie je iedereen en als je die getinte ruiten naar beneden draait, ziet iedereen jou!