zondag 18 september 2011

Hoofdzaken en bijzaken



Mijn Gmelina phillipensis staan al langer dan elf jaar vlakbij de schutting. Ik kreeg ze van een lieve vriendin met groene vingers. Ze is er helaas niet meer maar de boom met zijn wirwar van doornige takken en gele bloemen groeit onverstoorbaar door. De lekennaam voor deze plant is Snapdragon Bush, Parrot’s Beak of Hedgehog. De Surinaamse naam ken ik niet, Phyllis, mijn vriendin, noemde hem buranduri en daar hou ik het dus op. De boom is een bron van genot; de hele dag hangen kolibries bij de gele bloemen. Op gezette tijden is de boom ook een bron van ergernis: de takken groeien vreselijk hard en hij moet regelmatig in model worden gesnoeid.
Door de jaren heen zijn de takken van mijn buranduribomen – ik heb er twee – in elkaar verstrengeld geraakt tot een bijna ondoordringbaar bladerdak waaronder het koel en schaduwrijk is. Elke open plek wordt ook nog eens ongenadig opgevuld door een woekerplant met lange uitlopers en brede, hartvormige bladeren. Snoeien is een rotklus, het is moeilijk de doorns te ontwijken en je bent lang bezig. Ik doe het dan ook met mijn verstand op nul. Behalve gisteren.

Gisteren was anders. De uitlopers slierten weer eens alle kanten uit en met de snoeischaar in mijn hand stond ik mismoedigd te kijken. Wat een puinhoop! Waar te beginnen? Ik begon de kleinste vertakkingen weg te knippen en al gauw keek ik tevreden naar de berg snoeisel op het zand. Aan de boom was echter niet te merken dat ik al een kwartier bezig was geweest! De moed zonk me in de schoenen. Toen begon het gesprek.

‘Je doet het fout.’
Ik: ‘Dit is míjn manier.’
‘Heb je niet door dat jouw aandacht naar de bijzaken gaat? Als je nu eens de hoofdzaak aanpakt?’
Ik: ‘Het is een wirwar van takken. Hoe moet ik weten welke de hoofdtak is?’
‘Stilstaan en kijken. Even niets doen.’
Ik: ‘Daar heb ik geen tijd voor, weet je hoeveel ik nog moet doen?’
‘Ik ken je toch al zo lang.’
Ik: ‘Nou dan. Klets niet en laat me mijn ding doen.’
‘Focus op de hoofdzaken en de bijzaken gaan vanzelf mee.’

Ik verplaatste mijn aandacht van de takjes naar de grote, stevige takken. Rustig zocht ik met mijn ogen naar de plek waar de tak aan de stam vastzat. Met de tanden op elkaar geklemd, reikte ik zover mogelijk in de doornige massa en met alle kracht sneed ik een tak door. Ik trok een grote uitloper van wel twee meter lang van de boom, vol kleine takjes. Op het zand lag in één keer een heleboel groen. De boom zag er een stuk luchtiger uit.

‘Zie je wel.’
‘Hehe,’ zei ik, ‘ik wist het wel.’
‘Ja,’ zei de stem. ‘Je was het gewoon even vergeten.’

woensdag 13 juli 2011

WWJD*

Drie mensen hangen naast elkaar aan het kruis, volgens de bijbel twee zondaars en mijn Heer Jezus Christus. Jezus zweeg totdat Hij werd aangesproken. Toen vergaf Hij. Hij wist dat het niet lang meer zou duren en had de mannen die daar met Hem hingen, ogenblikkelijk kunnen bekeren. Hel en verdoemenis preken zodat ze vooral gered zouden zijn. Maar Hij wachtte tot het de tijd was, Jezus wachtte rustig. Wij allen zijn zondaars.

Wat zien we nu? Christenen laten zich meesleuren in de hosselmentaliteit. Ze hosselen om God zijn mening over te brengen, geven anderen geen ruimte zich te bezinnen op hun situatie, slaan andersdenkenden neer met woorden die redding zouden moeten brengen.
Ben ik vóór homofilie? Nee, mijn geloof leert me anders. Ben ik tegen homo’s? Nee, mijn geloof leert me dat ik moet liefhebben, niet veroordelen.

Misschien is voor jou de bijbel er duidelijk over, dit is wat ik denk. Ik als mens die niet alle antwoorden heeft, als mens die iets op een bepaalde manier zou willen maar weet dat ze moet dealen met de realiteit. Diezelfde realiteit die maakt dat heteroparen overspel plegen. Die maakt dat priesters het celibaat naast zich neerleggen en kleine jongens verkrachten. Die maakt dat echtgenoten elkaar de hersens inslaan. Die realiteit die maakt dat zieleherders zich meer druk maken om hun bankrekening dan om hun eigen ziel. Die realititeit.

Ik lees een interview met DNA-lid Asabina en mijn mond valt open! Ik citeer uit het artikel in Starnieuws: “In bijvoorbeeld westerse landen als Nederland is vrouwenbesnijdenis een gruwel en is het strafbaar. Het wordt gezien als genitale verminking. Zonder het goed te praten zeg ik dat het westen er aan voorbij gaat dat zij zich uitspreken over een traditie van mensen die jaren in stand is gebleven.”

Wie denkt deze onbesneden Filistijn wel dat hij is? En nu moeten we dus onze mond houden over vrouwenbesnijdenis? Want het is traditie? Hoe moet ik in hemelsnaam hierover zwijgen?
Het was traditie van slavenmeesters de Spaanse bok uit te delen, mensen te roven en als beesten in schepen te vervoeren. Bovenop jonge meisjes te kruipen en hun blank zaad in onschuldige zwarte baarmoeders uit te storten. Meneer Asabina!? Zal je kunnen, vergeet je zo snel? Kannibalisme was traditie, zullen we het weer invoeren? Of hebben we al enkele onthoofden in het hoge college van staat, meneer Asabina?

Mijn respect voor minister Amafo, als christen zegt ze wat haar overtuiging is, maar ook dat er met respect met iedereen - van welke geaardheid dan ook - dient te worden omgegaan. We zijn geen christelijke staat, er was een tijd dat ik het graag wilde, maar als ik de agressie en het onbegrip naar elkaar en naar anderen toe zie, weet ik niet of ik in zo een land zou willen wonen.

Nu zijn het de gays, morgen de mensen met groene ogen, volgende week alle buitenechtelijke kinderen...

Tijdens schrijfoefeningen gebruiken we vaak de hypothese: Als..., dan....
Klein voorbeeldje: Als meneer Asabina een moslim was en hij had voorgesteld om met ingang van gisteren varkensvlees te verbieden en wetten te maken tegen mensen die graag een karbonaadje eten, dan hadden we hem laten opnemen in het PCS. Met loeiende sirene.

* What Would Jesus Do?

n.a.v. http://www.starnieuws.com/index.php/welcome/index/nieuwsitem/6382

dinsdag 12 juli 2011

letterlijk hersenspinsel

mijn neef is een nicht
en mijn nicht is een pot
allebei onder vuur
want die tori is hot

diep in de kast
zijn ze niemand tot last
maar nicht wil ook even
op stap met zijn neven
en die pot wil ook eens
naar de schuur.

goede raad is duur
wat is nep en wat is puur.
is het goed wat je doet
is het nodig dat je boet
voor vrolijk, vrolijk
vrolijk zijn.
(N.av. de discussie over homorechten in De Nationale Assemblee op
12 juli 2011)

maandag 6 juni 2011

Water in mijn moestuin

In het nieuws vandaag, maandag 6 juni: 'De prijs van groenten dreigt door de regen te verdrievoudigen.'
Na lang hoef ik me daar geen zorgen over te maken. Ik plant weer zelf! Niet zo veel als ik vroeger deed, maar meer dan genoeg voor eigen gebruik.
Toch heeft het zin even stil te staan bij zulke berichten. Wanneer je zelf plant, kan je je goed inleven in de strijd van de landbouwers, een struggle die niet ophoudt, maar die elk seizoen weer terugkeert.

Ook ik ondervind schade door de regen, maar omdat ik vooral de kwetsbare groenten in bakken plant, kan ik ze verplaatsen als er op een bepaalde plek teveel water is. Helaas staan mijn sopropoplanten in de klei en ik zie de bladeren langzaam geel worden. Mijn okers hebben al veel te lang natte voeten en elke dag hoop ik dat het goed mag gaan. Ze brengen wat minder op, gelukkig is het nog steeds genoeg voor eigen gebruik.

Maar ik heb geen gebrek aan groenten en hoef dus ook niet driemaal de prijs te betalen. Conclusie: het is zinnig om een moestuintje aan te leggen. Ik vermors ook minder. Correctie: ik vermors helemaal geen groenten meer! Het wilde weleens voorkomen dat ik groenten oud liet worden in de groentenla. Het was maar geld dat ik weggooide. Maar wanneer je zelf de planten heb opgekweekt, gooi je geen geld weg, nee, je dumpt je zweet, je rugpijn, je vieze nagels, je verwachting, je pride & joy in de vuilniston. Je gooit je 'kindjes' weg! En dat kan niet! Een echte groentenkannibaal eet elk kindje op en vermorst niets! Zelf niet als ze een keertje aanbranden. Maar gelukkig is die groentenla meestal leeg. Want alles is vers. Met de regendruppels er nog op.

woensdag 1 juni 2011

Insalata EGR grazie a EHEC

Voor hen die geen Italiaans kennen: 
Eet Geen Rauwkost dankzij Enterohemorrhagic Escherichia coli

kom kom kommer en kwel
esche-ri-chi-a coli
met dressing of olie
met peper en zout
van groente werd je oud
van groente werd je groot groot groot
van groente ga je dood dood dood

yo

je moet het nu dus koken
gewoon een vuurtje stoken
tomatenpap, saladesoep
komkommer bolognese

knisper knasper
sla maar raak
sla me om de oren
‘t is hard om te horen
valt me rauw op mijn dak
want salade was gemak

yo

knisper knasper kraw kraw kraw
van groente krijg je au
van groente krijg je au
kom kom kommer en kwel
niet meer in tel
niet meer in tel
kommer en kwel
kommer en kwel

yo

zaterdag 23 april 2011

Stille Zaterdag


















Stille Zaterdag (ja, met hoofdletter Z!). Jaren zestig, mijn kindertijd. Een beproeving voor een rooms-katholiek schoolmeisje. Geen muziek, niet hard praten, niet buiten spelen. Het enige dat je doet, is lezen en kwijlen voor het snoepblikje waarin je veertig vastendagen lang al je lekkers had moeten doen. Pas met Pasen mag het blikje open. 

Maar... eerst naar de kerk in je mooie nieuwe pon. De kerkdienst lijkt nooit te eindigen! En dan... eindelijk thuis! Snoep! Mooi mis! Eerst met z’n allen ontbijten. Op zondag is dat altijd (ALTIJD!) gebakken ei (spiegelei, roerei, ei met ketchup, ei met kaas, ei met worst, enfin, ei!)  met mes en vork op sneetjes witbrood. Een witte porseleinen theepot met roze bloemen op tafel. 
‘Niet zo hard in je kopje roeren, Claudy, dat is niet netjes.’ 
Met mes en vork je brood in rechte blokjes snijden duurt altijd langer dan die doormidden gesneden boterham opeten. Maar zonder tafelmanieren kan je het leven niet aan dus het moet. 
‘Waarom neem je zulke grote happen?’
Eindelijk klaar! Holderdebolder de trap op, mooie kleren uit, huiskleren aan, holderdebolder de trap af. 
‘Heb je je kleren netjes opgehangen?’
Briep bap bap! Weer naar boven. Dender dender! Naar beneden. Vanachter het gaas van de groene vliegenkast schittert het gekleurde blikje – Royal Assorted Dutch Butter Cookies – je toe. Met een grijns van oor tot oor neem je het in ontvangst. De waarschuwing niet alles te eten, gaat aan je voorbij. Eindelijk. Veertig-dagen-vasten-snoep brengt je voor de rest van de dag in een kleverige roze-rood-oranje-gele waas met hier en daar een zwart spikkeltje. Mieren.

dinsdag 8 maart 2011

Sterke vrouwen


Claudett de Bruin – 8 maart 2010

Hij kondigt haar aan als een sterke vrouw. Zijn moeder was een sterke vrouw. Vader en moeder tegelijk. Drie baantjes had ze. Alle vijf waren ze iets geworden in de maatschappij.
‘Welke boodschap heeft u op deze speciale dag?’
‘Voor wie?’ vraagt ze. Haar ogen zoeken de camera.
‘Voor alle Surinaamse vrouwen,’ antwoordt hij en kijkt in de camera. Waarom is hij niet bij de radio gebleven?
Ze had niet naar hem gekeken toen ze de omroepcabine binnen kwam. Ze had een map op het bureau gelegd en toen de microfoon aan de kraag van haar bloes verschoven. Hij had haar uitdrukkelijk gevraagd er niet aan te komen.
Haar ogen hebben de camera gevonden en fixeert haar blik op het grote open oog. ‘Ik heb een boodschap voor de mannen.’
Met perfect gemanicuurde nagels roffelt ze op de tafel, de microfoon registreert elke tik. Als een oordeel. Hij voelt zweetdruppels langs zijn rug glijden, zijn hemd plakt.
‘Origineel,’ zegt hij, ‘zeer origineel.’
Ze blijft in de camera kijken en hij laat zijn blik over haar hand gaan. Franse manicure. Zijn ex-vrouw liet elke drie weken haar nagels doen. Het had hem een vermogen gekost. Haar een vermogen aan tijd. Hoe moet hij de nagels rijmen met deze drukbezette, zelfstandige vrouw?
‘Wat is uw boodschap, mevrouw, op deze dag van 8 maart?’ Hij wil zo graag de juiste toon aanslaan, dat ze het ontzag in zijn stem kan horen.
‘Don’t take your woman for granted.’
Hij besluit om zijn vragenlijst volgens plan af te werken. Vragen die je aan flinke vrouwen stelt, hoe ze als werkende vrouw en moeder hun onderneming tot bloei brengen. Vragen die in zijn keel blijven steken wanneer hij de warme aanraking van haar hand op de zijne voelt.
‘A man needs a woman.’
James Carr, hij weet het nog uit zijn radiotijd. Op één tegel dansen terwijl het meisje in zijn omhelzing zachtjes het lied meezingt. Haar warme adem in zachte stootjes tegen zijn hals. Maar één gedachte in zijn hoofd. Op zijn monitor ziet hij de camera inzoomen op haar hand die nog steeds op de zijne ligt.
‘And a woman needs a man.’ Ze kijkt hem nu recht in de ogen aan, een camera die inzoomt op zijn gedachten. God, was hij maar bij de radio gebleven.
Ze trekt haar hand terug, een brandplek achterlatend. ‘Mag ik je een vraag stellen?’ Ze tutoyeert hem.
‘Natuurlijk mevrouw, op deze dag mag u alles.’ Elk jaar nodigt hij een sterke vrouw uit zodat ze de gemeenschap over haar worstelingen kan vertellen. Over haar overwinningen. Hoe ze ondanks alles haar kinderen een goede opleiding geeft. Maar vooral hoe ze sterk blijft.
‘Mooi zo,’ zegt ze. ‘Do you want to know a secret?’
The Beatles, 1963, zevenenveertig jaar geleden. Het jaar waarin zijn vader wegging. Op 8 maart, de jaardag van zijn moeder. Hij zoekt naar een diplomatiek antwoord.
‘Pardon?’
‘Jullie mannen weten alles, nietwaar? Denken jullie echt dat we deze dag nodig hebben?’
Ze kijkt nu recht in de camera. En dan strekt ze haar hand uit, klopt hem op zijn arm zoals je een huilend kind gerust stelt. ‘Al honderd jaar praten we nog steeds over dezelfde dingen. Elk jaar dezelfde vragen, elk jaar dezelfde antwoorden. Rechten, ondernemingen, werkdagen van achttien uur, voorbehoedsmiddelen. Hou toch op man. All we need is love.’
The Beatles, weet hij, 1967.