vrijdag 30 april 2010

Is er nog ethiek in de media?

Foto’s van huilende familieleden. Een arm om een schouder, gezichten vertrokken van verdriet. Witte en zwarte kleren, een trieste sfeer. Een aantal foto’s in de krant bij het artikel over de begrafenis van de directeur van de Luchtvaartdienst, John Veira.
 
Iedereen was geschokt door het nieuws van de brute moord op deze vredelievende man. Er is veel om te doen geweest. Het onderzoek ging van nationaal naar internationaal, Guyana startte een onderzoek naar een verdwenen helikopter, de eigenaar van Hi-Jet Suriname voelt zich in zijn goede naam en eer aangetast, enfin, soso dyugu dyugu.
 
Op zijn zachtst gezegd: vervelend voor de familie. Nog vervelender lijkt het mij wanneer je op je zwakste momenten wordt gefotografeerd en met al je leed pontificaal in de krant en op het internet wordt afgebeeld. De vraag die bij mij rijst is: wat voor meerwaarde hebben deze foto’s voor het artikel?

Discretie en begrip voor de gevoelens van mensen waren vroeger bijna vanzelfsprekend. Tegenwoordig gaan journalistiek en ethiek allang niet meer hand in hand. Camera’s verdringen zich rond het leed van mensen om alle emoties en ellende zo uitgebreid mogelijk weer te geven. Kijkcijfers! Zo kunnen we regelmatig rond vijf uur ’s middags zien hoe de camera inzoomt op half vergane lijken die uit het water worden gevist en krijgen we soms een uitgerukt oog of een afgerukt been in close up. Vaak begeleid door onflatteuze beelden van gillende en ontroostbare mensen die voor het oog van de hele Surinaamse samenleving met een omgekomen familielid geconfronteerd worden.
 
Ik geloof dat er andere manieren zijn om het nieuws te verslaan zonder de waarheid geweld aan te doen. Zónder de integriteit van mensen te schenden en mét respect voor hun privacy. Overzichtsfoto’s, een foto van de overledene in de kist of van iemand die een toespraak houdt, kunnen ook de tekst ondersteunen. Een fotograaf hoeft niet altijd het uiterste uit zijn telelens te halen!

De drang naar reality tv is ook onze kerken binnengeslopen. Er worden regelmatig kerkdiensten vertoond waarin het evangelie wordt gebracht middels preken en lofprijs. Prima, daar is niets mis mee. Maar er zijn soms momenten in bepaalde diensten waarbij mensen naar voren gaan voor gebed, voor genezing en daar komen vaak heftige emoties aan te pas. Dát zou het moment moeten zijn waarop de cameraman zijn camera uitschakelt of waar de uitzending ophoudt. Maar teveel kerken leven in de veronderstelling dat het een opdracht van God is om zonder terughoudendheid alles te laten zien. Ze vergissen zich. Het heeft niets te maken met schaamte voor je geloof, maar alles met het feit dat ieder mens het recht heeft zijn geloof in alle privacy te belijden. Ik ben zelf lid van een evangelische kerk en ik moet er niet aan denken dat ik tijdens mijn geloofsbeleving beeldvullend op de televisie kom. Stel je voor! 
Uiteraard is er vraag naar speciale diensten op hoogtijdagen, er zijn nu eenmaal mensen die niet naar de kerk kunnen gaan en toch de sfeer willen proeven. Maar om met de woorden van Prediker dit betoog kracht bij te zetten: ‘Er is een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken.’
Aan de media zeg ik: ‘Er is een tijd om de camera uit te doen.'
 
Want waar eindigt het nieuws en waar begint de sensatie?

zaterdag 17 april 2010

Limerick in het Sranan

Wan yayo misi f’ Nyun Foto
ging dansen in een bigi koto.
A ben go nanga en pèl
d’ a ben weri heri stel.
Den ben go nanga limousien oto.

Èn pa Hendrik fu baka Konasi
kon niet meer met die misi haar fasi.
A wenke ben griti en
en baka ben priti en
A ben habi fu suku osopasi.

Tra dey f’en a misi nanga en koto
fen’ wan dansi tapu SMS-boto
A sma kap’ en tros
ze gooide alle remmen los.
Te fu k’ba a kapséis nanga a boto.

Pa Hendrik fu Konasi ben sari
bika en lobi fu omeni yari
ben gwe go lasi
tangi f’ yayo pasi
Èn tye, !dati ben hebi fu tyari.

vrijdag 16 april 2010

Vrouwen tonen klasse bij schrijversavond

door Ruth Nortan

03/04/2010
Paramaribo - ‘Om te leven, leeft ze niet’, is de laatste regel uit het gedicht ‘Leven’ van Alphons Levens over de vrouw tijdens de bijzondere Schrijversgroep ‘77-avond in Tori Oso. Met dit gedicht geschreven in 1992, kenschetste Levens na bijkans achttien jaren de nog steeds actuele leef- en werksituatie van de Surinaamse vrouw. Met vaste hand dirigeerde Anne-Marie Sanches conferencier, het programma en aan het einde bemoedigde zij de vrouwen met de woorden: woman, uma, vrouw, mujer i’m proud of you.

Ismene Krishnadath vervolgde de avond met een stuk uit ‘Eens op een einde’, waarmee zij de panelleden boeide en tegelijkertijd verraste. Dit vanwege het feit dat Krishnadath van origine een jeugdliteratuurschrijfster is. Volgens Eddie van der Hilst en Roue Hupsel was het verhaal goed opgebouwd terwijl Frits Wols haar schrijfstijl gedurfd noemde.

In tegenstelling tot dat van Krishnadath, was het verhaal van Arlette Codfried volgens Wols geschikt als concept voor een volkstoneel. Codfried herinnerde in haar laatste woord panelleden en publiek eraan dat zij schreef op basis van alledaagse gebeurtenissen. Het verhaal over Marnie was geschreven naar aanleiding van het programma Whazz up, waarbij de schrijfster zich afvroeg wat als je naar een dergelijk programma kijkt en je ziet je man, die volgens jou op dienstreis is in het buitenland. Codfried kreeg bijval van het publiek die het oneens was met Wols en juist van mening was dat ook dit verhaal een waardige plek verdiende.

Michiel van Kempen bracht diepzinnige gedichten en Claudette de Bruin werkte danig op de lachspieren van het publiek door haar voordracht. Humoristisch en krachtig met bijbehorende lichaamsbewegingen die het gepresenteerde accentueerden. “Ik hou van taal en speel ermee”. Alida Neslo de hekkensluiter , deelde met het publiek ervaringen uit haar dagboeken waarin zij vanaf haar twaalfde schrijft en kreeg daarvoor een welverdiende waardering. Volgens Wols kon Neslo de magie in haar stem wanneer zij bezig was ,goed gebruiken bij radioprogramma’s. Neslo die een bekend theatermaakster is, bevestigde haar liefde voor radiowerk en besloot met , “misschien komt dat nog”. Bij de ontroerende voordracht van Jeanett Vonsee over haar overleden moeder neigde menigeen eenmaal diep te slikken.

Hilde Neus gaf een demonstratie van een vrouw die verschillende petten op had. In haar korte intro waarin zij over haar liefde voor onderzoek vertelde, werd zij door Wols gestimuleerd, meer dan ooit de Surinaamse geschiedenis te onderzoeken en vast te leggen. Alle presentatoren waren stuk voor stuk uniek in hun presentatie. De avond had een vlot verloop en was zeker de moeite meer dan waard.-.



woensdag 7 april 2010

Collectie van Trefossa naar Nationaal Archief Suriname



door Claudett de Bruin

 
Wanneer op 12 april a.s. het nieuwe gebouw van het Nationaal Archief Suriname (NAS) officieel in gebruik wordt genomen, wordt ook de nalatenschap van Trefossa – pseudoniem van Henri Frans de Ziel (1916-1975) – aan Suriname teruggegeven. Het literaire werk van deze Surinaamse dichter is van groot belang geweest voor de ontwikkeling en de opwaardering van het Sranan. De overdracht, die voor Suriname van grote cultuurhistorische waarde is, wordt gedaan door Cynthia Abrahams, voorzitter van de Werkgroep Nalatenschap Trefossa Nederland en Cherida de Ziel.

Abrahams is Engelse taal- en letterkundige en bibliothecaris en werkt al enige tijd aan een promotieonderzoek over het leven en werk van Dobru (Robin Raveles).

“Op de C.R. Froweinschool kreeg ik Nederlands van Trefossa. Voordat hij docent werd, was hij van 1956 - 1958 directeur-bibliothecaris van het Cultureel Centrum Suriname. Maar zijn roeping lag in het onderwijs. Hij was dan ook docent in hart en nieren.”

Trefossa heeft een beslissende invloed op de studiekeuze van Abrahams. Zijn liefde voor het bibliotheekwezen is aanstekelijk en uiteindelijk studeert ze aan hetzelfde instituut waar hij zijn opleiding genoot, de Stadsbibliotheek in Haarlem en de Koninklijke bibliotheek.

Zes meter boeken en 2000 vellen papier
In juni 2004 komt Abrahams tijdens haar promotieonderzoek in contact met mr. Kenneth Jap A Joe die net als Dobru aan de Surinaamse Rechtsschool heeft gestudeerd en met hem in het bestuur zat van de studentenvereniging Labor Omnia Vincit. Dan blijkt dat de nalatenschap van Trefossa door zijn weduwe, Hulda de Ziel-Walser, aan mr. Jap A Joe in bewaring is gegeven. Is het de geest van Dobru die hier een handje helpt?

Abrahams krijgt de gelegenheid de collectie te bestuderen en is van mening dat de erfenis terug moet naar Suriname waar de collectie thuishoort. Dit blijkt ook in overeenstemming te zijn met de wens van Henry en Hulda de Ziel.
De collectie bestaat uit twee delen: een grote verzameling boeken – waaronder Surinaamse publicaties – met een lengte van ongeveer zes strekkende meter en een aantal schriften en documenten van ongeveer 2000 vellen papier. Hieronder bevinden zich de dagboeken van Trefossa en een aantal schriften met een gevarieerde inhoud. Ook zijn scriptie L.O. Nederlands, diploma’s en overige door hem geschreven artikelen. In zijn handschrift zijn ook het Surinaamse volkslied en de dagboeken van Johannes King waar hij in overleg met de Nederlandse taalkundige prof. Jan Voorhoeve aan werkte. In de collectie zijn er voorts gedichten die hem door anderen werden toegestuurd. Ook Dobru stuurde hem zijn werk en in een van de schrijfblocs is nog een brief in het klad te lezen die Trefossa aan Dobru schreef. Het mag volgens Abrahams bijzonder genoemd worden dat er zoveel van zijn nalatenschap intact is gebleven. Vast staat wel dat de collectie niet compleet is.

Werkgroep Nalatenschap Trefossa Nederland
In januari 2007 benadert Willi Walser, de broer van Hulda, op advies van familievriend Hans Breeveld, Cynthia Abrahams om zitting te nemen in de Werkgroep Nalatenschap Trefossa Nederland. De werkgroep bestaat uit drie leden: Gety de Boer en Cherida de Ziel (een nicht van Trefossa) en Cynthia Abrahams als voorzitter. Het doel is om de nalatenschap van Trefossa ter beschikking te stellen aan de wetenschap en er een waardige plaats voor te vinden.

Terwijl ze in Suriname is voor haar onderzoek naar Dobru, kijkt Abrahams tegelijkertijd uit naar een laagdrempelige plaats om de collectie onder te brengen, zodat de Surinaamse gemeenschap conform de wens van Trefossa’s weduwe, toegang kan hebben tot de culturele erfenis. Het oude archief is niet geschikt, maar wanneer bekend wordt dat er een nieuw gebouw komt, benadert ze - na overleg met de werkgroep - het managementteam van het NAS. Het NAS reageert positief en schrijft een projectvoorstel waarin wordt vastgelegd dat de volledige collectie toegankelijk moet zijn voor wetenschappelijke bestudering. Via een stappenplan zal de collectie vanuit Nederland naar Suriname worden overgebracht.

Abrahams komt daarna nog enkele keren naar Suriname en heeft intensief contact met Rita Tjien Fooh van het NAS. Wanneer ze niet in Suriname is, verloopt de communicatie via e-mail.

De boekencollectie is inmiddels voor enige tijd in bewaring gegeven aan Cor de Bruyn, een goede vriend van de familie Walser, en verhuist in 2007 naar het huis van een van de leden van de werkgroep.
Door bemiddeling van de Surinaamse ambassade in Nederland kan in 2009 het eerste deel van de omvangrijke collectie naar Suriname worden verscheept.
De dagboeken, schriften en overige documenten zijn recentelijk met medewerking van de SLM in Suriname aangekomen.
Het is de bedoeling dat de gehele collectie zo snel mogelijk wordt gedigitaliseerd.

Volkslied
Trefossa is de schrijver van het Surinaamse volkslied. In 1959 krijgt hij van de Surinaamse regering de opdracht een Sranan couplet te maken voor het volkslied waarbij als enige voorwaarde wordt gesteld, dat het de eenheid van het Surinaamse volk en de verbondenheid met het grondgebied moet benadrukken.

In de Memorie van Toelichting die hoort bij de betreffende ontwerp-landsverordening staat o.m.: “Daarnaast is een Surinaamse tekst, van de dichter Trefossa, in de bijlage van het ontwerp opgenomen. Dit is niet alleen geschied met het oog op diegenen van het volk, die de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar vooral ook omdat deze tekst naar het oordeel van de Regering de nationale gevoelens welke het Surinaamse volk bezielen, voortreffelijk vertolkt.”
Maar Trefossa gaat een stapje verder en sleutelt ook aan het Nederlandse couplet dat in 1893 door ds. Hoekstra is gemaakt. Deze luidt als volgt:

God zij met ons Suriname,
Hij verheff’ ons heerlijk land.
Doch dat elk zich dan ook schame
Die zijn ere maakt te schand!
Recht en waarheid te betrachten,
Zeed’lijk rein en vroom en vrij,
Al wat slecht is te verachten,
Dat geeft aan ons land waardij.

Abrahams herinnert zich hoe Trefossa - meneer de Ziel - in de klas uitleg geeft over de reden van zijn aanpassing. “Hij vond de invalshoek van het Nederlandse gedeelte negatief en wilde er een positieve connotatie aan geven.”

Trefossa maakt ervan:

God zij met ons Suriname,
Hij verheff’ ons heerlijk Land.
Hoe wij hier ook samen kwamen
Aan zijn grond zijn wij verpand.
Strijdend houden we in gedachten:
Recht en waarheid maken vrij:
Al wat goed is te betrachten,
Dat geeft aan ons Land waardij.

De wijziging vindt weerklank in de Raad van Ministers, alleen wordt ‘strijdend’ veranderd in ‘werkend.’

Erkenning
Trefossa bedenkt het Sranan woord voor zelfstandigheid – ‘srefidensi’ – maar het is hem niet gegund om op 25 november 1975 de overgang mee te maken: enkele maanden voor de onafhankelijheid overlijdt hij.

 

In 1977 wordt door het Bureau Volkslectuur onder leiding van prof. Jan Voorhoeve ‘Ala Poewema foe Trefossa’ uitgegeven waarin verzamelde gedichten, interpretaties, een biografische vertelling en recensies.

In 2004 overlijdt Hulda de Ziel-Walser en geheel volgens hun beider wens om samen een laatste rustplaats te vinden in Suriname, worden hun urnen door Hans Breeveld vanuit Nederland naar Suriname gebracht. Op 21 november 2005 onthult president Ronald Venetiaan een grafmonument waarin de urnen van Trefossa en zijn Hulda worden bijgezet en hiermee is het lichaam van de dichter aan zijn geboortegrond teruggegeven.

Volgens Abrahams wordt met de overdracht van de nalatenschap aan het Nationaal Archief Suriname ook het ‘gedeelte in diaspora’ van Trefossa nationaal bezit. Trefossa is weer thuis.

Geplaatst in De Ware Tijd van 7 april 2010

vrijdag 2 april 2010

Vrouwen en literatuur in Tori Oso: over mijn presentatie en nog meer



Het kind niet met het badwater weggooien door Ruth San A Jong 

Gisteravond zat ik in Tori Oso te luisteren naar een van mijn tweedejaarsstudenten van de Schrijversvakschool Paramaribo, Claudett de Bruin, die een literaire voordracht gaf. Ze las gedichten voor en gaf vooraf uitleg welke vorm die hadden. Ik vond 't goed te horen dat ze namen als rondeel en limerick uitlegde. Je moet je publiek ook literair opvoeden. Uiteraard was ik trots want ze had van die verrassende en vooral spottende vondsten en een publiek dat hing aan haar lippen.
Als 'jonge hond' in het literaire leven in Suriname heb ik in publieke fora uitspraken gedaan die tegen de schenen schopten van de gevestigde auteurs. Ik had gezegd dat wat NU wordt geproduceerd niet van literaire kwaliteit was en zich middenmaats ontwikkelde en dat ook de oudere generatie daar bij hoorde (!!!). De stagiaire die toentertijd bij de Ware Tijd werkte, had het woord 'nu' eruit gelaten. Of het opzet was geweest van de eindredactie laten we in het midden. Ik heb het geweten! Kwade telefoontjes en boze gezichten wie Ruth San A Jong nu wel was om dergelijke uitspraken te doen. Die was toch geen schrijver? Hoeveel boeken had ze op haar naam? Hoe kon ze een oordeel vellen over de literaire kwaliteit? Ik moet dus iemand per se waarderen omdat hij een 300-tal pagina’s op papier heeft gezet.
Alhoewel de vraag blijft of ik me moest verontschuldigen, kies ik mijn woorden sindsdien zorgvuldig en wilde het tegendeel bewijzen.
Iedereen was het toch stiekem met me eens? (over die uitspraak met 'nu' erbij?) Iedereen met een beetje zelfkritiek was het toch met me eens dat er drastisch iets moest gebeuren aan de boeken die uit de printer kwamen met gelamineerde 250-grams vellen als kaft, de door neerlandici op taal gecorrigeerde teksten en door familie en vrienden gelezen manuscripten, de door de Riso-machine gehaalde kopieën zonder registratie bij het ISBN-kantoor? Eerlijk wezen, niet? Maar omdat ik het had gezegd en geen bestaansrecht had als auteur had ik mijn mond moeten houden.
Je gooit je kind toch niet met het badwater weg, bedacht ik achteraf. Ga dan iets doen om die kwaliteit omhoog te brengen. In mijn vijf jaar geworstel lukte het me eindelijk om schrijven tot vak te maken in Suriname en voor auteurs. We weten allen intussen dat talent overgewaardeerd is en dat als je regelmatig schrijft, herschrijft, schrapt, van kritisch commentaar laat voorzien, veel leest, je over technieken leert enzovoort, dat dat eigenlijk het schrijven is.
Dus toen ik gisteravond van de jury, die mij sterk deed denken aan de American Idols, de lofuitingen voor Claudetts werk gaf, ging een vleug van trots over me heen.
Meer nog omdat Frits Wols, die mij toentertijd persoonlijk die 'bok' had gegeven, complimenten maakte aan de Schrijversvakschool en ons aanmoedigde om zo door te gaan. Hij was blij te horen dat klassieke dichtvormen behandeld worden enz. Ik begon spontaan te klappen in mijn handen toen mijn student naar me keek vanachter de staander en gebaarde naar me. Want dat is wat je wil hebben, kwalitatief goede teksten voor je publiek, bij voordracht of in boeken. Claudett is overigens een van de meest ambitieuze studenten, neemt het vak serieus, is altijd aanwezig, eigenzinnig, maar staat vooral open voor goede kritiek. En geloof me de Schrijversvakschool maakt je bikkel tegen kritiek van lezers. Die zijn meestal genadeloos.


Zo hadden we de grootste literaire criticus als gastdocent, Michiel van Kempen, de boeman van vele auteurs. Critici zijn nooit geliefd, daar moeten we aan wennen en ik dacht toen ik hem uitnodigde om nu eens van hem te horen hoe die keek naar de ontwikkeling in die Surinaamse literaire keuken. Tenslotte is de man gepromoveerd op de Geschiedenis van de Surinaamse literatuur en willen wij als instituut niet het wiel weer gaan uitvinden en de man uitnodigen om ons te komen vertellen hoe dat in elkaar zit. Ik moet overigens nog een schriftelijke evaluatie van hem ontvangen, maar weet zeker dat we, hoewel hij Surinamistiek is komen doceren en niet schrijftraining, een goede beurt hebben gemaakt. Ik ben alleszins tevreden over de inzet en vooral de manier waarop hij de literaire geschiedenis in perspectief voor de studenten heeft geplaatst met gebruik van illustraties, cijfers en dergelijke. We zijn er nog niet, want de opleiding is 4 jaar en pas na die periode zullen we kunnen oordelen of een opleiding in Creatief en Literair schrijven daadwerkelijk goede en blijvende auteurs oplevert.
We gooien het kind niet weg met het badwater. In essentie gaat 't er erom: kritiek geven mag, maar doe er iets aan om de situatie te verbeteren, de kwaliteit omhoog te brengen en hoog te houden. Tenslotte plukken we allen inspiratie uit Suriname.

http://caraibischeletteren.blogspot.com/2010/04/het-kind-niet-met-het-badwater.html
Labels: Bruin Claudett de, Kempen Michiel van, San A Jong Ruth, Schrijversvakschool, Wols Frits