woensdag 31 maart 2010

Goede Vrijdag, traditioneel visdag?

In Suriname is het de gewoonte bij de meeste christenen – katholiek of niet – dat er op Goede Vrijdag geen vlees, maar vis gegeten wordt.

Zo ben ik ook opgegroeid; het begon op Aswoensdag, de eerste dag van de grote vasten- of de veertigdagentijd. Er werd een stuk vis gebakken of gestoofd in plaats van een karbonaadje, een kippenbout of een biefstukje.
Veel mensen, zelfs christenen, weten niet waar dit gebruik vandaan komt en wat de gevolgen – zo die er zijn – kunnen zijn als je toch vlees eet. Ik leerde thuis dat het lichaam van Jezus voor onze zonden is gekruisigd en dat geloof ik nog steeds. Maar om nou dat stukje kip of die gehaktbal met het vlees, het lichaam van Jezus te vergelijken, gaat mij een beetje te ver. U mag mij nu stenigen, maar ik heb geen moeite met vlees eten op Goede Vrijdag. Meestal eet ik ook geen vis op die dag, maar alleen groenten en hou het verder sober.
Het vasten spreekt me wel aan. Vasten is voor christenen en voor gelovigen van alle religies een tijd van bezinning, van ‘herbronning’, van loslaten van de ballast die zich in het gewone dagelijks bestaan aan ons opdringt. Het is weer op zoek gaan naar de bron, naar het essentiële, naar het zuivere leven zoals de Bijbel (of de Koran, de Bagvat Gita of welk heilig boek dan ook) het ons brengt. Het is zich vrijmaken van onwaarden van macht, wellust, grootheidswaan, bezit, rijkdom, geweld en onderdrukking. In tijden van vasten worden mensen aangemoedigd tot een sobere levensstijl, met het oog op de volharding nadien. De meesten van ons gaan bij de gedachte aan vasten niet juichen, maar toch is het alleszins de moeite waard.
Waar ik moeite mee heb, is het feit dat er niet gewoon een stuk vis of een visballetje wordt gegeten op Goede Vrijdag. Bij velen wordt het een compleet visfestijn: men pluist de kranten na op zoek naar de meest extravagante visschotels. De restaurants en cateraars spelen er handig op in dat gelovigen zich de moeite van het koken op die dag kunnen besparen. Op die manier hebben ze hun handen vrij zodat ze om drie uur ’s middags vol devotie het lijden en sterven van hun Heer kunnen herdenken. Stemmig gekleed in zwart of wit, de buikjes vol zoetzure koebie met buitenlandse groenten, grote garnalen in een krokant jasje, anyumara in tomatensaus, buitenlandse zalm speciaal ingevlogen voor deze vrijdag in het jaar...
Raar? Of niet? En als ik een simpel stukje kipfilet eet, word ik er scheef op aangekeken en is mijn paspoort voor de eeuwige verdoemenis bij wijze van spreken al afgestempeld. Heiligschennis! Hel en donder.
Wanneer u die peperdure garnalen bestelt bij de Chinees, of met de hele familie naar het restaurant oprukt om u tegoed te doen aan een overdadige gevulde vis, is het goed om even stil te staan waarom u op die dag geen vlees eet. U kauwt echt geen stukje van Jezus weg, de vergelijking alleen is een belediging. Maar uit traditie staat vis voor sober en omdat u dankbaar bent voor de moeite die Hij voor u heeft gedaan schort u voor een dag de luxe op. Om u te zuiveren van de hebi’s van het hele jaar. Met die luxe vispastei schiet u mijns inziens het doel voorbij. Van mij mag u gewoon een stukje vlees eten of beter nog, maak er een vegetarisch dagje van. De extravagantie bewaart u maar voor Pasen. Ik weet zeker dat Jezus dat goed vindt.

maandag 22 maart 2010

Vrijheid van godsdienst?

Hoe ver reikt het recht op vrijheid van godsdienst? Mag die vrijheid het recht op leven aantasten? Gaat het recht op godsdienst boven het recht op leven? Kun je wel genieten van het recht op godsdienst als je niet leeft?

Deze vragen staan in het artikel in DWT van 22 maart 2010. Een twintigjarige jongen sterft na een verkeersongeval omdat zijn ouders vanwege hun geloof (Jehova’s getuigen) bloedtransfusie afwijzen.
Hij was minderjarig, de beslissing lag bij zijn ouders. Maar wie geeft ouders het recht over het leven te beschikken, zelfs al is het je eigen kind?
Als ik abortus pleeg, pleeg ik moord (dat geloof ik persoonlijk). Als ik nalaat alles te doen om iemand in leven te houden, hoe noem je dat dan? Heeft dit God’s goedkeuring? Is het leven niet meer waard dan de wet? In de bijbel staat dat je alles mag hebben, alle mogelijke offers mag brengen om God te behagen, maar als je de liefde niet hebt, dan heb je niets.

In 1 Corinthiërs 13 legt Paulus ons uit hoe belangrijk liefde voor God is:
“Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak, maar had de liefde niet, ik ware schallend koper, of een rinkelende cimbaal.
 Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles, wat te weten is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen verzette, maar had de liefde niet, ik ware niets. Al ware het, dat ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam gaf om te worden verbrand, maar had de liefde niet, het baatte mij niets.”

Door van je kind te houden en er voor te zorgen, het kind dat je van God hebt gekregen, toon je je liefde aan God. De vraag die bij mij rijst, is: voor wie hebben de ouders gekozen? Voor God? Of voor zichzelf? Hebben ze hun eigen hachje gered? Ze zijn gehoorzaam geweest aan hun geloof  en verwachten in het hiernamaals te belanden. Maar wat wilde God? En wat wilde hun zoon voor zichzelf? 

We zullen het nooit weten, want hij heeft helaas de kans niet gekregen om te kiezen.

donderdag 18 maart 2010

Nogmaals over taal en blunders

Hartelijk gefeliciteerd, Ron!
We waren 12 jaar en hebben samen in de 1e klas van het Lyceum gezeten. Hij was mijn 'stone' mati.
Hoe anders is zijn leven verlopen!
Maar hij staat in de krant (ik niet) met een gruwelijk bijschrift onder zijn foto.
Had de journalist en/of de corrector teveel gerookt, gedronken of gesnoven?
Ga naar onderstaande link, lukt het niet, dit is het bijschrift:

De jarige Ron Duysker (50) in bond gezelschap tijdens zijn jaardag.-.

http://www.dwtonline.com/website/nieuws.asp?menuid=41&id=73028 

donderdag 11 maart 2010

Groene boekje en Van Dale vs de Surinaamse media

Alle media in Suriname bezigen slecht Nederlands. Ook slecht Sranan trouwens, maar daarover een andere keer. Wat er door de radio schalt, op de televisie voorbij crawlt en door de schrijvende pers wordt neergepend, is hemeltergend.
 
Zo moet ik al enkele jaren aanhoren dat je bij Rossignol vlugklare slavinken kunt kopen die bestaan uit gekruide gehakt gerold in een lapje spek gerold in gekruide paneermeel die je heel even moet bakken om gelijk te kunnen smakken!
En in de moordende concurrentie tussen de meubelzaken hier te lande  wordt elke avond medelijdend tegen een broodje-gezond etende dame gezegd: ‘Wat een harde bankstel mevrouw?’ Waarop ze doodongelukkig kijkt vanaf haar Fred Flinstone bank.
Zo primitief is ook het taalgebruik; iedereen doet maar, schrijft maar en hangt de journalist of de omroeper uit. Vangt er geld voor maar maakt* geen moeite om zich te scholen. Iedereen dreift* maar op parate kennis opgedaan in de zesde klas van de lagere school.
Vooral de kranten maken er een puinhoop van. En wat doet de lezer? Niets, absoluut niets. We betalen met klinkende munt voor wat stukken krantenpapier met teksten in Nederlands dat in geen enkele categorie onder te brengen is. En hou jezelf niet voor de gek: Surinaams-Nederlands is iets anders.
Als je Nederlands bezigt moet je zorgen voor een correcte spelling. Wanneer ik elke zaterdag moet lezen dat ik met een steiltang mijn haren steilvol in een superglad stijl kapsel kan stylen, dan reizen* mij de haren te berge en wil ik onmiddellijk de krant weggooien (of is het onmidelijk?).



Of wanneer ik in de krant van 11 maart 2010 in een artikel over de Kathedraal lees dat er een heuse gedenkboek uitkomt, dan denk ik: Tye pôti. De schrijfster meldt verder dat de stichting opzoek is naar meer, zoals foto’s van een priesterweiding.
Mi Gado, mi Masra, mi Jezus! Zie je het al voor je: allemaal priesters in de wei, in hun schone witte habijten (habeiten) op hun knieën aan het bidden voor de ontspoorde media: ‘Heer vergeef het hun niet, want zij behoren te weten wat ze moeten doen. Zij moeten meer lezen, Heer. Reken het hun vooral aan, Heer, want hun Word-programma heeft een spell-check. Open de ogen van hun eindredacteur en hun corrector, Heer, geef ze levend water zodat ze de modder uit hun dichtgekleefde ogen kunnen wassen.’


Ik hoop van ganzenharte (echt waar, DWT november 2009) dat de Heer niet stiekem zijn I-pod aandoet en niets hoort. Want Hij heeft ons het woord gegeven en het woord wordt vertrapt.
Zelfs een goed in het pak zittende minister slaat soms wartaal uit (OK, sorry, altijd). Hij beloofde voor de zoveelste keer iets te doen aan de snelheidsduivels: ‘Ze mogen uitkijken, die mannen die gasplank rijden, er komen maatregelen.’
 En dan die uitermate charmante jonge minister die zijn zinnen doorspekt met Engelse woorden. Hij wil zich committen om together met alle stakeholders ervoor te zorgen dat de trade market op short term over community partnerships gaat negotiaten en alles zo snel mogelijk gaat implementen. Dan denk ik: ‘Ey PA, zeg wat je bedoelt, no!’
En wat te denken van al die achterbanden die uit de ether rollen met de verkiezingen in zicht. De poorzitter van de Assemblee spreekt over niets anders: in elk interview en op elk podia* gaat hij prat op zijn loyale achterband die hem minimaal tien zetels moet opleveren. En hij doet geen water in zijn dawet, de andere partner dringt zijn orgeade ook het liefst onverdund, dus: den man prati!
Ook oom Lonnie heeft het klaargespeeld om al zijn achterbanden in één richting te laten rollen. Er rijden een lo auto’s rond die hem op hun gele bere in grote zwarte letters tot koning van Marowijne uitroepen. (ik ka kelijk opzoeken in Kroene Boekje of het woord voor vorst keen goning is).
Het is een trieste zaak. Laatst vroeg Karin waar het heen moet. Ze vond de manier waarop vooral de media omgaan met de taal, een teken van verval. Inderdaad: als we ons niet de moeite getroosten om beroepshalve correct te zijn in ons taalgebruik, zijn we slechts enkele stappen verwijderd van totale destructie.

Gaan we leidzaam toekeiken hoe ons taalgebruik naar de afgrondt gleidt?

* Zelf de spelling controleren.